VANDAAG

  • 26 januari (1902) Menno ter Braak

Struikrovers kerst

Stil zijn bossen en velden,
de dieren verzonken in slaap,
koude en ijs brengt de sapstroom tot rust,
wederom eindigt een jaar.

Turend de mens naar de ster,
wachtend op hemels bezoek,
vrede op aard en een eind aan de tocht,
die wij dwalende mensen bestrijden.

Donker gevaar schuilt in struiken,
rovers bespeuren hun prooi,
honger en dorst ons beproevend,
rijkdom verdwijnt uit ons zicht.

Eenzame zoeker, de roos is ontloken,
het sterven is het nieuwe begin,
de kweker besloot en verliet de woestijn,
waaruit wij zijn struiken gaan roven.

Verdeeld over de stad doen ze voorts hun verhaal,
van wortels, verbonden in klei,
van rozengeur en maneschijn,
van de Hoven, de plek van hun wieg.

De dichter betrad de woestijn voor zijn deel,
vijf struiken geroofd voor de tuin in zijn dorp,
ten oosten van Zutphen, daar is het gebeurd,
daar daalde de ster neer op zandige grond.

Hier hoopt hij op vrede, op groei in de stam,
dat grond en de struik zich verbinden,
dat nogmaals het leven de takken doorstroomt,
zoals woorden zijn laatste gedicht.

Twee jaren zijn om, wie roofde de tijd,
eerbiedig buig ik mijn hoofd,
geplant als een zaadje in stadse cultuur,
gegroeid van een nar tot een roos.

Niet meer verborgen achter struiken,
treedt de rover in het licht,
een nieuwe roos zal gauw ontluiken,
met andere rijm, met ander gezicht.

- Wolfram Reisiger

Stadsgedicht over de komende kerstperiode met veel politieke dreigingen, over de actie die burgers gelegenheid geeft om struiken op het terrein van de toenmalige rozenkwekerij in de Hoven mee naar huis te nemen en de termijn van Wolfram Reisiger als stadsdichter die binnenkort afloopt.

Terug naar alle gedichten

Nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief!

"*" geeft vereiste velden aan

Naam*

×