VANDAAG

  • 12 oktober (1902) D.A.M. Binnendijk
  • 12 oktober (1959) Gerlof Leistra

Kersentijd

Bij de begraafplaats van de joden,
Aan de weg naar Vierakker,
Was eens een boer van Arragon
Die, niet eens zo heel lang geleden,
Hier een tiental bomen plantte
Voor wat kersen, oh zo lekker.

Langs het openbare pad
Heeft hij toen de plek gekozen,
Zodat iedereen kan plukken
Wat de bomen produceren,
Zonder zich hier af te vragen
Of het oogsten wel zou mogen.

Menigeen heeft al genoten
Van de glanzend rode kersen,
Die, als ’t meezit, prachtig rijpen
En dan in je mond verdwijnen,
Voordat vogel, bij of regen
Deze vroegtijdig bederven.

Veelal zie je buitenlanders
Trekken naar de kersenhaag.
Ook ikzelf ben een van dezen
En neem trouw een ladder mee.
Slechts met emmer en met stokken
Reik je kansloos naar de pracht.

Anderen klimmen om te oogsten
Vrij behendig in de bomen.
Toch de takken dragen kersen,
Niet het zware mensgewicht,
Waardoor deze lelijk breken
En het paradijs ontsieren.

Gulzig gaan ze alles pakken,
Rijp of niet, het maakt niet uit.
Nu de kans is aangegrepen
Wil men kilo’s huiswaarts slepen.
En dat wil ik allen gunnen,
Mits de bomen blijven leven.

De natuur bewijst haar krachten,
Kersenbomen zijn heel sterk.
En ook dit jaar volle takken
Vitamines voor het volk.
Daarvoor hoef je slechts te tonen
Eigen inzet en respect.

- Wolfram Reisiger

Terug naar alle gedichten

Nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief!

"*" geeft vereiste velden aan

Naam*

×